Nieuwe Heerdenaren
Een verandering in maatschappij, economie en cultuur is altijd een gevolg van een complex geheel van ontwikkelingen. Een gemeenschap van mensen ontwikkelt zich van binnenuit omdat nieuwe ideeën en uitvindingen hun plaats gaan vinden omdat ze goed bevallen en voor vooruitgang zorgen. Maar die ideeën en uitvindingen komen meestal van buitenaf.
Een dorp als Heerde liep niet voorop met nieuwe ontwikkelingen. De vrij geïsoleerde ligging zorgde ervoor dat de bevolking, zeker die op de meer onvruchtbare zandgronden, vooral op zichzelf was aangewezen en dat had een traditionele manier van leven en produceren tot gevolg. Heerde bleef lang een agrarisch-ambachtelijke samenleving.
Toch was de ligging van Heerde niet zo geïsoleerd dat alle vooruitgang uitbleef. Uitvindingen die zeer profijtelijk waren en meer welvaart konden brengen drongen zeker wel door tot Heerde. Ook gunstige natuurlijke omstandigheden droegen hier hun steentje toe bij. De IJssel was een belangrijke verkeersader en via Veessen was er de mogelijkheid tot contact met steden als Kampen, Zwolle en Deventer. Het graven van sprengen zorgde er al in de 17e en 18e eeuw voor dat hier de vestiging van papierindustrie en wasserijen mogelijk was. De vruchtbare rivierklei aan de IJssel maakte commerciële landbouw (producten niet voor eigen gebruik verbouwen, maar voor de verkoop) mogelijk. Dit waren factoren die zorgden voor de komst van nieuwe werkkrachten, die hier werk en dus een inkomen konden vinden. Waterkracht en commerciële landbouw deden het kapitalisme langzaam ontwaken en dit was aantrekkelijk voor investeerders. Misschien niet de durfkapitalisten uit Holland, maar wel mensen als Hendrik van Isendoorn à Blois, heer van Cannenburgh en Jan Jansen van Münster, die al in de 17e eeuw papiermolens lieten bouwen bij Heerde.
1. Komst van nieuwe Heerdenaren in de 19e eeuw en eerste helft 20e eeuw
Een belangrijke ontwikkeling deed zich voor vanaf de jaren ’30 van de 19e eeuw. Het Apeldoorns kanaal werd toen gegraven. Daarvoor waren veel arbeiders nodig en het maakte meer nijverheid mogelijk. Beide trok meer mensen naar Heerde. Dit was een ontwikkeling waardoor bijvoorbeeld Wapenveld, waar men goed kon profiteren van waterkracht, dankzij de papierindustrie zich kon ontwikkelen van een agrarisch buurtschapje tot een volwaardig dorp. Er is sprake van economische en culturele modernisering. Tijdens de toespraak die hij hield ter gelegenheid van zijn 50-jarig burgermeesterschap in 1852 (hij zou er nog twaalf jaar aan toevoegen!) zei burgemeester Van Meurs het volgende:
‘Vooruitgang heeft ook hier plaats gehad, meerdere uitwendige beschaving zoo in kleding als in levenswijze hebben het oude voor het nieuwe verwisseld. De meeste woningen bijzonder in de dorpen zijn geheel vernieuwd, veranderd en verbeterd.’
De groei is niet geheel te verklaren door een geboorteoverschot. Er waren epidemieën, kindersterfte was hoog en de jaren ’40 waren economisch slecht. Maar de toegenomen werkgelegenheid heeft mensen van elders getrokken. Burgemeester Van Meurs zegt hierover:
‘De papierfabrijken geheel op eenen anderen voet ingerigt kunnen thans mede wedijveren met die van andere volken en de handel is meer en meer toegenomen, waartoe het Griftkanaal (een oude naam voor het Apeldoorns Kanaal) gunstig heeft medegewerkt.’
De nieuwe industrie &trok arbeiders. De Berghuizer Papierfabriek, gesticht door de Heerdenaar Gerrevinck, deed zijn intrede in Wapenveld , een bedrijf dat al snel een stoommachine aanschafte. De fabriek zou in de jaren 1870 papier produceren voor o.a. Het Handelsblad, de NRC en Het Dagblad. De arbeiders kwamen beschikbaar omdat door mechanisatie de landbouw minder arbeiders nodig had. Bovendien was er van ca. 1875 tot 1895 een crisis in de landbouw (door de concurrentie uit Noord Amerika), die ook een uitstoot van landarbeiders tot gevolg had. De nieuwe Heerdenaren kwamen vaak uit de omgeving. De lonen waren laag, er werden illegale, maar gedoogde hutten gebouwd en wat burgemeester Van Meurs ook mag beweren, de woonomstandigheden waren soms erbarmelijk. Sociaaleconomisch deed Heerde het echter beter dan de omgeving. Hier was 1 op de 29 inwoners afhankelijk van ‘onderstand’ (steun door diaconie, particuliere liefdadigheid en in laatste instantie ook van de gemeente). In Oldebroek was dat 1 op 10 en in Epe 1 op 20. Dat maakt het aannemelijk dat er arbeiders uit bijvoorbeeld Oldebroek naar de gemeente Heerde kwamen.
De komst van 'import’ kwam nog sneller op gang door de aanleg van de spoorlijn Apeldoorn-Zwolle in 1887. Er vestigden zich toen ook vermogende mensen uit het westen in onze omgeving, die fraaie huizen lieten bouwen in Heerde en zeker ook langs de weg van Heerde naar Wapenveld en Hattem.
Daar werkte de gemeente aan mee. Zij had van de landelijke overheid grote stukken heideland gekocht en verkocht dit weer door aan particulieren.
Succesvolle Heerder ondernemers als Van Ark en Van Apeldoorn volgden al snel hun voorbeeld, waarbij zij wel meer in de dorpskern van Heerde bleven wonen. Een ondernemer als Van der Most kwam uit Schiedam, nam zijn knowhow als drukker mee naar Heerde en begon hier in 1904 zijn drukkerij en enveloppenfabriek, die fors zou uitgroeien en nu, als ‘Koninklijke Van der Most’ een van de grootste bedrijven in de omgeving is. De tabakshandelaar Van Riemsdijk uit Rotterdam vestigde zich met zijn familie ook in Heerde. Aanvankelijk beschouwde de familie hun huis aldaar (landgoed Het Veen) als hun zomerverblijf, maar na de aanleg van de spoorlijn werd het hun vaste verblijfplaats.
Zoon Jan (1879-1954) zou zich tot de bekendste Heerdenaar van zijn tijd ontwikkelen. Daarom wat meer aandacht voor hem. Hij werd een onvervalste liedjeszanger en cabaretier. Hij deed zich daarbij vaak voor als ‘Het Veluwsche Boertje’, die zijn liedjes in een soort zelfbedacht Veluws dialect (het moest immers ook voor stedelingen verstaanbaar blijven) ten gehore bracht. Hij schreef het Heerder volkslied (wat hem bij de hele Heerder bevolking populair zou maken), maar vulde ook tien minuten van het populaire radioprogramma ‘AVRO’s Bonte Dinsdagavondtrein'. Hij trad op tijdens bijeenkomsten van de Liberale Staatspartij (voorloper van de VVD), van de SDAP en ook in het katholieke zuiden. De aanwezigheid van mensen als Van Riemsdijk zorgde er voor dat Heerde niet een streng en bekrompen dorp werd zoals veel andere Veluwse dorpen. Dat gold ook voor de liberale ondernemers die hun intrede deden. De liberale partijen hadden een grote aanhang en veel invloed op het bestuur.
In het kielzog van deze ondernemers (die rond 1900 steeds succesvoller werden) volgden ook mensen van elders, de bevolking groeide sneller dan ooit en meer werk was dus welkom. Voor mensen uit de gemeente Heerde zelf, maar ook voor ‘import’ uit de arbeidersklasse. De arbeiderspartij SDAP werd een van de grotere in de gemeente. Tot 1931 hadden liberalen en socialisten samen een meerderheid in de raad, vanaf 1931 hadden de confessionele partijen ARP en CHU dat. Bij de verkiezingen van 1931 bleek de CHU (veel aanhang vanuit de Nederlands Hervormde kerk) sterk gegroeid.
2. Na 1945
De toegenomen welvaart maakte het voor mensen mogelijk op de rustige Veluwe te gaan wonen en daar min of meer fraaie woningen te bouwen of te verbouwen en moderniseren. Ook de toegenomen werkgelegenheid van groeiende bedrijven zoals Arks/Bolletje, Klok, Van der Most, de Berghuizer Papierfabriek, Sikkens enz. speelde en speelt hierbij een niet onbelangrijke rol. De aanleg van de A50 (1978) maakte dit ook veel makkelijker.
Er kwamen toen ook meer scholen. Naast een groter aantal lagere/basisscholen(zowel christelijk als openbaar) kwam er in 1952 een nieuwe mulo en vanaf 1968 kon men met de komst van de CSG de Heertganck, later CC de Noordgouw geheten, hier mavo, havo en vwo volgen. Zo kon Heerde betere opleidingsmogelijkheden bieden, niet alleen een gevolg van de komst van nieuwe bewoners, maar ook een oorzaak. Het feit dat Heerde nu ook havo en vwo kon aanbieden zal ongetwijfeld mensen over de streep hebben getrokken om zich in Heerde te vestigen.
Aparte vermelding verdient de komst van een aantal tuinders uit Zwolle in 1959. Zwolle moet dan uitbreiden en laat daarvoor het oog vallen op een gebied waar veel tuinderijen zijn. Men wil hen liever niet gewoon uitkopen en mede door het lobbyen van de Coöp. groenten- en fruitveiling ‘Zwolle en Omstreken’, die zijn leveranciers niet kwijt wil, kijkt men uit naar een alternatief in de omgeving van Zwolle. Juist in die tijd komt het landgoed ‘De Borchgrave’ aan de Kerkdijk in Heerde in de verkoop. Met medewerking van het gemeentebestuur van Heerde wordt dit gekocht door de gemeente Zwolle. Er worden aldus achttien kavels beschikbaar gesteld aan tuinders uit Zwolle. Niet met gesloten beurs, maar de Zwollenaren krijgen wel een schadevergoeding, kunnen nu hun woning bij het bedrijf zetten (wat bij Zwolle meestal niet het geval was) en de grond is prima. Zo krijgt Heerde er opeens tientallen nieuwe inwoners bij en een heel stel tuinderijen. Aanvankelijk waren dat vooral groente- en fruittelers, tegenwoordig levert men bloemen, planten, heesters enz. Economisch zeker niet onbelangrijk en het leverde ook meer werkgelegenheid op, met name ook op het gebied van bijbaantjes voor scholieren. Aardig om te weten is ook dat de meeste huizen van de tuinderfamilies zijn ontworpen door de architect J. Kranendonk, in 1959 zijn gebouwd en dat de verhuizing soms plaatsvond met behulp van trekkers. Het kavel waar het fraaie en historische landhuis zelf op stond is ook verkocht aan een tuinder, maar die kwam dan weer uit het Westland.
De invloed van al die ‘import’ is moeilijk te meten. Radio en vooral televisie en het makkelijk op reis gaan hebben overal in Nederland de cultuur van mensen veranderd. Er is ook sprake van een wisselwerking doordat ook de nieuwe Heerdenaren lid werden van plaatselijke verenigingen en clubs. Ook zonder die nieuwelingen zou Heerde die landelijke trend gevolgd hebben, zou het gemiddelde opleidingsniveau zijn gestegen, zou er ontkerkelijking zijn geweest en zou men minder geneigd zijn alles 'bie het olde' te houden. Ook in dat geval zou er wel wat minder dialect gesproken worden. Maar de komst van mensen van buitenaf met een andere levensstijl en andere eisen (dat geldt wellicht minder voor de tuinders) zal hier zeker als een katalysator voor al die veranderingen gewerkt hebben.
3. De komst van nieuwe Heerdenaren uit het buitenland
De eerste keer in de moderne tijd dat Nederland geconfronteerd werd met grote groepen mensen van elders was tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ons land werd overspoeld door honderdduizenden Belgische vluchtelingen. Maar Heerde niet.
Hier kwamen er slechts weinig, die weinig of geen invloed hebben gehad op het leven hier. Toch is het wel de moeite waard om de Belgische familie Rosseels te vermelden, die in Heerde tijdens de Eerste Wereldoorlog aan de Langeslag (in het huis ‘Laanzicht’) woonde. Zij zijn daar zelfs na 1918 nog enige tijd gebleven, wat niet gebruikelijk was voor Belgische vluchtelingen. De familie was protestants en werd opgenomen door een predikant die kort tevoren (eind 1916) het huis had betrokken.
De vader van het gezin was architect en vertrok al spoedig naar Parijs, waar hij verdedigingswerken hielp ontwerpen. De familie was van goede komaf en werd al snel opgenomen in een kring van vooraanstaande Heerdenaren, zoals de familie Van Regteren Altena en kunstschilder Jan Kleintjes. In de Hervormde kerk kregen zij de bank van jonkvrouw De Beaufort, grootmeesteres van koningin Emma. Die kwam toch maar zelden in Heerde. Eind 1919 ging de familie weer terug naar Antwerpen. Zoon Daan, die naderhand nog regelmatig in Nederland kwam, heeft zich ontwikkeld tot een verdienstelijke schrijver.
In dit kamp werd Joan Dutschun, dochtertje van een Brits-Duitse moeder en een Duitse diplomaat, die voor WO 1 in Engeland was gestationeerd, in 1918 geboren. In 1918 en 1919 liep het kamp weer helemaal leeg zonder sporen achter te laten, er hebben zich niet of nauwelijks mensen hier gevestigd. Joan kon door haar ouders toen niet worden meegenomen en werd achtergelaten onder de hoede van een Nederlands echtpaar, dat haar Annie noemde.
Als de schrijfster van streekromans Annie Oostenbroek-Dutschun werd zij populair in Nederland.
Een zitbankje met een QR code, tussen de Oranjeweg en de Mosweg, vertelt ons nog iets over het Duitse Kamp, evenals de straatnaam Noorderkampweg in Wapenveld.
De Indische Nederlanders die in de jaren ’40 en ’50 naar Nederland kwamen lieten Heerde links liggen. Molukkers, die omstreeks dezelfde tijd kwamen, werden in deze omgeving vooral in Vaassen gevestigd, Toch zijn er van 1951 tot 1953 ook 24 gezinnen in Heerde gevestigd op het toen net geopende huisjespark ‘De Koerberg’. Zij zijn in streekarchieven waar de bewoners van De Koerberg zijn vermeld aangeduid met de afkorting ‘indon’ achter hun naam. De amateurhistoricus Kees van Boven heeft onderzoek naar hen gedaan, hij kon in de notulen van de gemeenteraadsvergaderingen echter niets over hen vinden.
Surinamers kwamen hier tijdens de immigratiegolf van de jaren ’70 (Suriname werd onafhankelijk) niet of nauwelijks. Vanaf het einde van de jaren ’50 kwamen de zgn. gastarbeiders naar Nederland. Eerst Italianen, iets later Spanjaarden en Grieken en nog weer iets later Turken en Marokkanen. Hoewel in de gemeente Heerde wel degelijk industrie was, zijn ze hier niet vaak naar toe gekomen. Uit het levensmiddelenaanbod in de supermarkten blijkt dat er Poolse mensen in Heerde komen.
Er komen wel vluchtelingen naar Heerde, maar ook hier gaat het om kleine getallen. Jonge Vietnamese vluchtelingen werden in de jaren ’70 en ’80 hier en daar in Heerder gezinnen opgevangen.
Om het verhaal compleet te maken: in het voormalige hotel met bungalowpark voor reumapatiënten Groot Stokkert worden nu ca 200 Oekraïense vluchtelingen gehuisvest. Dit bleek een aantrekkelijk onderkomen. Het park was buiten gebruik en kon voor een fatsoenlijk onderkomen zorgen, mits er goed onderhoud werd gepleegd. Dat liet de gemeente doen en er was veel hulp van bereidwillige vrijwilligers.
Conclusie
Is het nu mogelijk vanuit de ervaringen van en met nieuwe Heerdenaren aan gemeentelijke instanties vanuit de Erfgoedcommissie een duidelijk advies te geven?
Het is duidelijk dat de komst van nieuwe Heerdenaren zowel economisch als cultureel voor Heerde veranderingen heeft gebracht en waarschijnlijk ook politieke veranderingen.
- Nieuwe ondernemers en andere welgestelde mensen uit ‘de stad’ zorgden voor meer rijkdom en brachten een meer stadse mentaliteit mee, hoezeer zij misschien ook gesteld waren op het leven in een rustig dorp in de natuur. Dit is niet de opzet geweest van het gemeentebestuur, al had zij er ook geen moeite mee. Het was eenvoudigweg een gevolg van de moderne tijd die zijn intrede deed.
- Ook in de politiek had dit zijn gevolgen. Aanvankelijk was de invloed van de liberale partijen, waar vele vanuit het westen afkomstige ondernemers en hun hogere personeel op stemden erg groot. Na de invoering van het algemeen kiesrecht verloren de liberalen, die weinig stemmen trokken uit de lagere inkomensklassen, uiteindelijk invloed aan de SDAP en vooral aan de confessionele partijen CHU en ARP (vanaf 1978 samen in het CDA),. Maar zij bleven van belang. We mogen aannemen dat de opkomst van de industrie de opkomst van de arbeiderspartij SDAP, later de PvdA, sterk heeft bevorderd en zo ook aantrekkelijk werd voor landarbeiders. Hoewel de invloed van de christelijke partijen vanaf de jaren ’30 het grootste was en vanouds Heerder ondernemers als Van Apeldoorn en Van Ark ook als confessioneel bekend stonden, hoorde en hoort het dorp Heerde daarom niet echt tot de ‘biblebelt’. Wapenveld wellicht wel en dat zien wij ook terug in de politieke verhoudingen van de gemeente als geheel.
- Na 1945 kwam er meer ‘import’ naar Heerde. Dit had ook zijn invloed op het culturele leven in onze gemeente. Het heeft de ontkerkelijking versneld en het plattelandskarakter verminderd. De Heerdenaar is niet meer zo geneigd om ‘alles bie het olde’ te houden (een zinsnede uit het Heerder volkslied). Opvallend is dat de plaatselijke afdeling van het CDA (nu Dorpspartij CDA Heerde geheten) in 2018 wel voorstelde om de basisscholen te verplichten hun leerlingen het Heerder volkslied te leren.
- De toenemende komst van 'import' bracht ook nieuwe scholen met zich mee, waardoor veel meer Heerdenaren, zowel import als vanouds Heerdenaar, een veel hoger ontwikkelingspeil kregen en velen naar hbo en universiteit trokken. Dat heeft de bevolking mondiger gemaakt.
- De invloed van mensen die uit het buitenland kwamen is niet erg groot geweest. Er waren er dan ook niet zoveel. Of dit een bewust beleid is geweest van college, gemeenteraad en/of ondernemers kunnen wij niet goed nagaan, maar wij hebben geen aanwijzingen gevonden dat het zo is.
Een groter dorp als Heerde kan zich niet onttrekken aan nieuwe landelijke ontwikkelingen. Die trend is al heel lang aan de gang en is de laatste decennia nog versneld. Zo is de handhaving van de zondags winkelsluiting in het dorp Heerde voor velen niet meer vanzelfsprekend en staat dit ter discussie. In het meer confessionele Wapenveld lijkt de zondagse winkelsluiting min of meer vanzelfsprekend.
Wat de gemeente wel kan doen om de aangename kanten van het dorpse karakter van onze gemeente te bewaren is aandacht besteden aan het erfgoed dat er nog over is. Eerbied voor de bouwstijlen van weleer in het dorp, meer gemeentelijke monumenten, geen stadse hoogbouw toestaan, het gebruik van traditionele bouwmaterialen bevorderen, in voorkomende gevallen zelfs verplichten en bij het (ver)bouwen de intieme dorpse sfeer eerbiedigen. Molens en schaapskudde ondersteunen. Ook het verenigingsleven is belangrijk en verdient het welwillend benaderd te worden, mede hierdoor kunnen nieuwe Heerdenaren meer integreren in het dorpsleven. Ook het MFC De Heerd met zijn theater, bibliotheek en muziekonderwijs is een plek waar iedereen zich thuis kan voelen.
Om het vanouds dorpse karakter wat te bewaren kan de kleinschalige landbouw misschien wat meer bevorderd worden dan nu het geval is, evenals bloemenstroken langs de maisvelden en misschien ook de verbouw van meer inheemse graansoorten. Maar ook hier kan de invloed van het gemeentelijke beleid niet zo groot zijn vanwege het zelfstandig ondernemerschap en provinciaal en vooral landelijk beleid.
En desnoods kan men het Heerder volkslied verplicht laten zingen.